In voeding zitten mineralen die belangrijk zijn voor het lichaam. Je hebt dagelijks een kleine hoeveelheid nodig, omdat je lichaam dit niet zelf kan produceren. Deze mineralen zijn ionen, dat is een elektrisch geladen molecuul en zitten met name in vocht van het lichaam en in cellen. Natrium zit met namen in vocht dus buiten de cellen, kalium in de cellen, calcium in botten, fluoride in het gebit en ijzer in hemoglobine in de rode bloedcellen.

Deze mineralen hebben een eigen functie. Ze zorgen voor de stofwisseling, kunnen fungeren als bouwstof, maken verbindingen met andere stoffen in het lichaam en regelen ze huishouding van het lichaam.

Hieronder een tabel voor aanbevolen hoeveelheid mineralen per dag (bron = Voedingscentrum):

Mineralen/
spoorelementen
EenheidMannen vanaf 18 jaarVrouwen vanaf 18 jaar
Natriummilligram/dag2.4002.400
Calciummilligram/dag18-24 jaar: 1.000 25-69 jaar: 950 Vanaf 70 jaar: 1.20018-24 jaar: 1.000 25-49 jaar: 950 50-69 jaar: 1.100 Vanaf 70 jaar: 1.200
Kaliummilligram/dag3.5003.500
Magnesiummilligram/dag350300
IJzermilligram/dag1116* 11*
Zinkmilligram/dag97
Kopermilligram/dag0,90,9
Jodiummicrogram/dag150150
Fosformilligram/dag550550
Mangaanmilligram/dag33
Molybdeenmicrogram/dag6565
Seleniummicrogram/dag7070

Natrium:

Natrium is een mineraal en krijgen we binnen door het eten van zout. In 1 gram zout zit ongeveer 400 mg natrium. Je krijgt meestal gemiddeld ongeveer 3 tot 7 gram per dag aan natrium binnen.

De functies van natrium zijn zorgen voor een goede water en zouthuishouding. Natrium zit buiten de cellen en zorgt ervoor dat indien je meer natrium binnen hebt, meer vocht vasthoudt en indien je weinig natrium hebt, minder vocht vasthoudt. Daarnaast zorgt natrium voor het handhaven van een goede zuur-base evenwicht in het lichaam en regelt natrium de bloeddruk. Natrium is ook belangrijk voor de spieren, door het doorgeven van zenuwprikkels, zodat spieren kunnen samentrekken.

Bij een tekort aan natrium, ook wel hyponatriëmie genoemd, heb je ook een tekort aan vocht. Hierdoor kun je duizelig worden door een te lage bloeddruk. Bij ernstig tekort kan dit grotere gevolgen hebben. Bij teveel aan natrium, hypernatriëmie genoemd, zul je juist teveel vocht vasthouden en dus oedeem krijgen in het lichaam en een hogere bloeddruk krijgen. Teveel aan natrium is slecht voor de nieren, want je nieren scheiden natrium uit.

Natrium zit met name in brood, kaas, vis en aardappelen.

Er wordt aanbevolen om 2,4 gram natrium per dag, dat is 6 gram zout per dag, in te nemen.

Kalium:

Kalium is een andere belangrijke mineraal en zit met name in de cellen. Ook kalium heeft een functie in de spiercellen: ze zorgen voor geleiding van de zenuwprikkels en ook voor de samentrekking van spiervezels. Een tekort aan kalium, hypokaliëmie, kan zorgen voor hartritmestoornissen. Een tekort kan ontstaan door veel braken en diarree, doordat je vocht en kalium verliest. Mensen die plastabletten gebruiken, ook bodybuilders, moeten hierop bedachtzaam zijn. Kalium zit met name in fruit als bananen, sinaasappels, maar ook in zuivel zoals melk en kaas. Ook tomaten bevatten kalium; bij een tekort kun je dus tomatensap drinken.

Calcium:

Calcium zit met name in de botten, doordat het verbonden is met fosfaat. Ze fungeren als bouwstof voor botten, met name aan de binnenkant, waar het sponsachtig is. Ook calcium komt vrij indien zenuwprikkels door geleid moeten worden. Vitamine D is een belangrijke vitamine die zorgt voor de opname van calcium in het lichaam. Een tekort kan leiden tot botontkalking, daarom wordt voor ouderen, met name vrouwen boven de 50, geadviseerd om tabletten te slikken.

Fosfor:

Fosfor is een mineraal die ook belangrijk is voor de botten, maar ook voor ATP: dit is belangrijk voor energie in ons lichaamscellen. Ook is het belangrijk voor transport van vetten, stofwisseling het lichaam en voor een goede huishouding van het lichaam. Bij een tekort zul je waarschijnlijk ook zwakker voelen, met name spierzwakte en spierpijn. Fosfor zit met name in zuivel, brood, kip en vis.

Magnesium:

Magnesium zit met name in de botten en in je spieren. Dat komt doordat ze hun functies ook daar beoefenen, voor het samentrekken van spieren en verstevigen van het skelet. Bij een tekort kun je spierkrampen krijgen. Ook hartritmestoornissen kunnen hierdoor veroorzaakt worden.

Overige:

Chroom zorgt voor opname van insuline en regelt het cholesterolgehalte in het bloed.

Fluor zorgt voor stevige botten aar ook voor een beter gebit, voor het glazuur en om gaatjes (cariës) tegen te gaan. Vis en thee bevatten fluor.

Ijzer zit in de rode bloedcelen en zorgt ervoor dat de rode bloedcellen zuurstof kunnen vervoeren door het bloed. In de spieren zit ijzer in myoglobine, om daar te binden aan zuurstof. Ijzer zit in vlees, vis, groente en fruit. Bij een tekort kun je vermoeid raken, door bloedarmoede. Dit komt vaak door slechte voeding of bloedverlies. Teveel aan ijzer kan weefselbeschadiging veroorzaken.

Jodium is belangrijk voor de schildklier. Bij een tekort kun je een struma krijgen, dat is een vergrote schildklier. Om dit te voorkomen zit jodium in keukenzout en brood. Bij teveel aan jodium gaat je schildklier harder werken en bij een tekort juist trager.