Bovenbeen

In je bovenbeen heb je veel spieren. 

De strekkende spieren aan de voorkant zijn de musculus quadriceps femoris (4 koppen); vastus intermedius, vastus lateralis, vastus medialis en rectus femoris. 

Rectus femoris: hecht zich aan de knie en is de rechte spier in je bovenbeen 

Vastus intermedius: tussen de vastus medialis en lateralis en ligt het diepst.

Vastus medialis: vorm van een druppel, hecht zich aan de binnenkant en is de binnenste spier

Vastus lateralis: aan de zijkant.

Al deze spieren samen zorgen ervoor dat je je been omhoog kunt bewegen en je been kunt strekken. 

Daarnaast heb je nog een lange dunne spier, de m. sartorius, die van de zijkant naar de binnenkant van je knie loopt. Dit is de langste spier en wordt ook wel het kleermakersspier genoemd. 

Aan de binnenkant van je bovenbeen zitten de adductoren, die ervoor zorgen dat je benen van buiten naar binnen bewegen. Ze hechten zich aan het schaambeen (os pubis). Om precies te zijn aan de onderkant van het schaambeen (ramus inferior). De spieren in de lies, dus de adductoren, zijn adductor longus, adductor brevis, adductor magnus en de gracilis. 

Aan de achterkant van je bovenbeen noem je de spieren je hamstring. Je hamstring bevat drie spieren: m. semitendinosus, m. semimebranosus en m. biceps femoris. Je zitknobbel (tuber ischiadicum) en je onderbeen zijn verbonden met elkaar door je hamstring. Ze zorgen ervoor dat je je been naar buiten kunt bewegen en buigen. 

Leg Muscle Anatomy (Front View) illustration

Onderbeen

De spieren in je onderbeen kun je verdelen in vier compartimenten/ groepen; voorzijde, zijkant, oppervlakkig achterzijde en diep aan de achterzijde.  

De voorste compartiment (anterieur) bevat de spieren m. tibialis anterior, m. extensor digitorum en m. hallucis longus en m. peroneus tertius. Extensoren zijn strekkers. Daarnaast lopen er bloedvaten; a. tibialis anterior en v. tibialis anterior. De zenuw die hier doorloopt is de n. perioneus profundus.

Aan de zijkant (laterale compartiment), zitten de spieren m. peroneus brevis en longus. De zenuw die hier doorloopt is de n. peroneus superficialis. De spieren zijn m. tibialis posterior en m. flexor hallucis en digitorum longus. De digitorum longus gaat naar de kleine tenen en de hallucis longus naar je grote teen. Flexoren zijn buigers. 

De vaten zijn de a. peroneus, a. tibialis posterior, v. peroneus en de v. tibialis posterior. De zenuw is de n. tibialis posterior.

Aan de achterzijde heb je dus twee compartimenten: de oppervlakkige (superficial dorsal) en diepe (profunda dorsal). De spieren zijn m. gastrocnemicus, m. soleus en m. plantaris. De zenuw die hier loopt is de n. tibialis en de ader is v. saphena. 

Bilspieren

De bilspieren bestaan uit de m. gluteus maximus, medius en minimus. Daarnaast is er nog de musculus piriformis, die dieper ligt.  Ze hechten zich aan de bovenkant en zijkant van het bovenbeen (trochanter major).  De gluteus maximus is de grote bilspier, die met name de heup strekt. De gluteus medius (middelste grote spier) en de gluteus minimus (kleine spier) zorgen voor de stabilisatie van het bekken. Door je bilspieren kun je je bovenbeen naar voren, naar buiten en naar binnen draaien/heffen. 

Glutes as gluteal body muscles for human buttocks strength outline concept. Labeled educational anatomical scheme with physical skeletal and gluteus medius, maximus and minimus vector illustration.

Knie
In je kniegewricht komen vier botdelen samen: je dijbeen (femur), scheenbeen (tibia), kuitbeen (fibula) en de knieschijf (patella). Je kuitbeen zit niet helemaal vast in het kniegewricht, maar de spieren en de voorste kruisband hechting zich wel hier aan.
Het gewricht bestaat nog uit kniebanden; de binnenband (mediale band) en buitenband (laterale band).
Ze zijn verbonden met twee kruisbanden, de voorste en achterste kruisbanden en twee menisci. Om het gewricht, zit er een gewrichtskapsel, aan de binnenkant bedekt met slijmvlies (synovia), dat vocht produceert.

Enkel en voet
Je enkel wordt gevormd door je scheenbeen (tibia) en je kuitbeen (fibula), die samenkomen met je sprongbeen (talus); dit wordt het bovenste spronggewricht genoemd.
Je voet kun je delen in de achtervoet, middenvoet en voorvoet. Je achtervoet bestaat uit het hielbeen (calcaneus) en je sprongbeen (talus); het gewricht hier heet het onderste spronggewricht. De middenvoet bestaat uit kleine wortelbeentjes, net als in je handen; het os naviculare, os cuboideum, os cuneiforme meidale, os cuneiforme intermedius en os cuneiforme laterale. De voorvoet bestaat uit 5 middenvoetsbeentjes (de metatarsalia) en uit je tenen (hallux en phalangen), die op zich zelf weer kleine gewrichten bevatten.
Voor de stevigheid van je enkel en voet, bevatten ze banden (ligamenten) en pezen. Je hielbeen en je kuitspier is verbonden door je achillespees. Door je achillespees kun je op je tenen staan. Aan de binnekant van je voet enkel, loop de tibialis posteriorpees. In de voetzool loopt een sterke band vanaf je middenvoetsbeentjes tot je hielbeen. Daarnaast hebben je enkels banden aan de binnen en buitenkant van je enkel, voor de stabiliteit van je enkel.
De twee slagaders die je voet en enkel van bloed voorzien, zijn de arteria tibilialis posterior en arteria dorsalis pedis, daarnaast zijn er nog kleine slagadertjes, venen (aders) en verschillende zenuwtakken (nervus tibialis en nervus peroneus).